Afbeelding

Windmolens

Maatschappelijk
Er was een tijd dat ik de armoedige bezitter was van 2 hectaren landbouwgrond, rond een bouwvallige hoeve die niet gerestaureerd geraakte. Toen droomde ik al van windmolens. Een restant van de cadeautjes die mijn opa jaarlijks meebracht van Scherpenheuvel: nougat en een molentje. Met dat molentje deed ik bijna een jaar: het was in een bloempot geplant en stond in weer en wind. Urenlang bestudeerde ik wanneer het wel, niet of slecht draaide. Ik paste de stand aan de windrichting aan en stelde me vragen bij de invloed van regen en sneeuw. Decennia later op mijn weide, groeide het verlangen om licht en warmte te produceren met een groter model. In bibliotheken zocht ik informatie en ik raadpleegde een leraar fysica, die er ofwel niets van kende ofwel zijn kennis spaarde, omdat hij me een rare vogel vond. Ik haalde een dynamo uit een van mijn autowrakken, maar raakte algauw in de war met het dilemma tussen gelijkstroom en wisselstroom. Mast, drijfriemen en rotorbladen leken me geen probleem, maar generatoren en transformatoren gingen boven mijn petje. Werkzaamheden gestaakt. Op zoek naar alternatieven. Een krakkemikkige douche met water door de zon opgewarmd, lukte wel.
Vechten tegen windmolens. Het overkwam niet alleen Don Quichot, El Ingenioso. Was de Spaanse ridder uit de 17de eeuw een eerder triest personage, ik bleef alert en geïnteresseerd. Ik herinner me dat ik met mijn toekomstige vrouw urenlang op het strand van Scheveningen doorbracht, pal onder een windmolen die schurende geluiden produceerde. Kwatongen beweren dat daar onze Pieter-Jan gemaakt werd, maar dat geheim geven we niet prijs. Toch wel een gemeenschappelijke fascinering, toen we samen opkeken naar de wieken, voortgedreven door de onzichtbare wind. Getijdenenergie, warmtepompen, zonne-energie, … ze konden rekenen op onze ongelimiteerde sympathie, als alternatief voor bedreigende kerncentrales en vervuilende fossiele brandstoffen. Duurzame energie lag zo voor het grijpen, maar markteconomische monopolies verspreidden een mist en beletten een doortastende progressie. Nu lijkt de kogel door de kerk. Onder meer dankzij een dappere Vlaamse minister van Energie werd een fors plan ontwikkeld op diverse terreinen. In ons land plant hij tegen 2020 451 turbines, goed voor een totale capaciteit van 2142 MW, goed voor 7% van het bruto Belgische elektriciteitsverbruik. De tijd is ook voorbij, dat conservatieve omaatjes de ontwikkeling blokkeerden door de bewering dat hun vergezicht op zee erdoor gehinderd werd.
Vertederend was alleszins mijn samenwerking met een groep jonge Brusselse landschapsarchitecten die de opdracht kregen kuststroken te renoveren en wandeldijken in te planten. Zij wijdden me in in de glorieuze toekomstmuziek die opstijgt uit zee, ter hoogte van Oostende, niet toevallig de stad van minister Tommelein. De laatste 10 jaar werden al 232 windmolens aan het draaien gezet op de Thorntonbank, 30 km van de kust. Ze leveren elektriciteit aan 860.000 gezinnen. De Belgische offshore-windindustrie is uitgegroeid tot een belangrijke industriële sector die op termijn 15.000 à 16.000 nieuwe banen kan creëren. Wat ziet u voor u? De verwachting is dat de windmolens weldra een ashoogte van 200 meter hebben. Moderne wieken zijn gemaakt van glasvezel of met koolstofvezel versterkte kunststof. De bladlengte van moderne windturbines bedraagt rond de 85 meter bij offshore turbines. Vanaf een schip wordt een zware stalen kabel uitgerold tot bij het windmolenpark, bijna 38 km verderop. De kabel weegt 3300 ton. Dat het vervoer en de installatie van de reuzen hoogtechnologisch, solide materieel vergt, kunt u wel vermoeden. Heel anders dan toen met mijn molentje uit Scherpenheuvel.
Afbeelding