Afbeelding
Close up view of wood core. Sawn mature tree section with cracks and rings that tell it's age. Natural organic texture with cracked and rough surface.

Jaarringen: wat bomen ons vertellen

Nieuws

In deze drukke coronatijden achtte ik het opportuun iets aan mijn leesachterstand te doen. Zo begon ik (eindelijk) aan het boek, vermeld in de titel, dat is geschreven door professor doctor Valerie Trouet. Zij is een Vlaamse topexperte in de dendroklimatologie. Dat is de wetenschap die aan de hand van de jaarringen van bomen het klimaat uit het verleden kan aflezen. Ze is verbonden aan het Laboratory of Tree-Ring Research aan de universiteit van Arizona in de VSA.

Wat bomen ons vertellen. Een geschiedenis van de wereld in jaarringen

Methode

Met houtboren wordt een kern uit de boom gehaald. Dat ontneemt het leven van de boom niet, maar bepaalt exact de ouderdom van de boom.

De onderzoekster bestudeerde ook het hout van scheepswrakken, van houten standbeelden, laatgotische altaarstukken, hout van kathedralen, hout van moerascipressen, ook het onsterfelijke hout genoemd, van zo’n 130.000 jaar oud, hout van kastelen en historische gebouwen, tot zelfs hout uit de Hagia Sophiamoskee in Istanbul en hout van grafkisten. Dergelijke onderzoeken lossen soms problemen of vragen op zoals de ouderdom van de wereldbekende Stradivariusviool.

Dr. Trouet kon op deze wijze ook de oudste nog levende boom bemonsteren: de Bristlecoden die men ook ‘Methusalem’ noemt zoals de legendarische stokoude Bijbelse patriarch. Deze boom staat in het Ancient Bristlecone Pine Forest (Californië, nvdr). Om vandalisme te voorkomen wordt de exacte locatie van de boom niet vrijgegeven.

(lees verder onder de foto)

Methusalemboom, Californië

Klimaat en wereldrijken

Door het jaarringonderzoek kan men het tijdstip van grote ontbossing en intensieve bouwactiviteiten vastleggen. Maar men kan ermee ook de terugloop van bouwactiviteit en de herstelling van bossen wegens een gebrek aan afname van hout en energie. Zo kon men uit de afname van bouwactiviteiten tussen 1346 en 1353 de builenpestepidemie of Zwarte Dood afleiden die genadeloos toesloeg op 45 tot 60% van de Europese bevolking. Tijdens die periode herstelden de Europese bossen zich.

Uit de klimaatreconstructie blijkt dat drie eeuwen van uitzonderlijke klimaatinstabiliteit samenviel met de vrije val van het West-Romeinse Rijk in 476. De lage temperaturen hadden een vernietigende uitwerking op de landbouwproductiviteit.

Zo ook was de laatantieke ijstijd een extreem koude periode van 536 tot 660 n.C. die het hele Euraziatische continent teisterde. Een mogelijke verklaring hiervoor zijn vulkaanuitbarstingen. Zoals Johannes van Efeze schreef dat de zon verduisterde, de verduistering hield achttien maanden aan. De erupties creëerden een dikke sluier van vulkanische stofdeeltjes die de zon blokkeerde, het aardoppervlak afkoelde, planten belemmerde in hun fotosyntheseopbouw en de voedselvoorziening bedreigde. Dit werd afgelezen uit de jaarringen van de jaren 536 en 540.

Vlak na deze uitbarstingen bereikte de builenpest vanaf de Aziatische hooglanden de oostelijke kusten van het Romeinse Rijk. Slechts één jaar na de tweede uitbarsting brachten graanschepen vol ratten en vlooien de pest naar Egypte. De met pest besmette ratten bereikten eerst Constantinopel. Daarna waren de havensteden van heel het Middellandse Zeegebied aan de beurt en in 544 de Britse eilanden. De pest werd hier de Pest van Justinianus genoemd.

Klimaatveranderingen konden de pest versterken of onderdrukken. Klimatologen en dendrologen konden al deze waarnemingen terugvinden in de jaarringen van bomen via cellenonderzoek. Ze konden deze gegevens vergelijken met zowel de meer dan 2500 jaar lange jaarringchronologie van de droogtegevoelige Przewalski-jeneverbessen op de Tibetaanse hoogvlakten als met de ijskernarchieven van Groenland en Antarctica. De zwavelhoudende aerosols die vrijkomen bij vulkaanuitbarstingen lagen opgeslagen in de sneeuw en ijslagen van deze gebieden.

Prof. dr. Trouet kent ook het Nationaal Park Terchiin Nuur aan de voet van de Chorgovulkaan in Mongolië. In dit park vol met lavabellen die men ‘basaltjoerten’ noemt, valt per jaar nog geen 25 cm neerslag en haar collega’s bemonsterden er levende Siberische lorken waarvan de oudste 750 jaar is. In vijf dagen verzamelde men er meer dan 100 monsters. Na acht maanden beschikte men er over het langste archief van de jaarlijkse droogtevariabiliteit op de Aziatische steppe.

Hiermee richtten ze zich op de vroege dertiende eeuw toen Dzjengis Khan aan de macht kwam. Tijdens het hoogtepunt van Dzjengis’ veroveringstochten springt er in het jaarringarchief een reeks van vijftien opeenvolgende brede ringen in het oog. Die vertegenwoordigen een vijftien jaar durende periode met bovengemiddelde regenval, ook pluviaal genoemd. Onder deze omstandigheden deden de weidegronden het bijzonder goed. Dat leverde al het voer voor de cavalerie van Dzjengis die het hart van zijn militaire tactiek vormde.

Op grond van deze vaststellingen zou men kunnen concluderen dat er een verband bestaat tussen een ongunstig klimaat en maatschappelijke destabilisering en dat een gunstig klimaat de opkomst van grote rijken bevordert.

Ook langdurige droogteperiodes komen aan bod. Die kon men afleiden uit de meer dan vierhonderdduizend monsters uit de dendrologische collectie van het zuidwesten van de VS. Honderden jaarringen kwamen o.m. van de ‘bristlecodennen’ en van de ‘blauwe eik’ die als geen andere ter wereld een afspiegeling van de droogte waren.

Pre-industriële beschavingen zoals de pueblovolkeren maakten voortdurend en kwistig gebruik van hout om gebouwen en kunstvoorwerpen te maken, om te koken en om hun woningen te verwarmen.

Deze beschavingen zijn te vinden in het Nationaal Park Mesa Verde in zuidelijk Colorado en in de Chaco Canyon (New Mexico, nvdr) waar men een complex van woningen en gebouwen vond. Bij de bouw hiervan werden vermoedelijk meer dan 200.000 balken gebruikt. Het hout werd aangevoerd uit de verder gelegen bergketens. In de buurt daarvan lag de grond bezaaid met bijlen en hakmessen. De pueblovolken verdwenen wegens hevige en hardnekkige droogteperioden zoals in de jaren 30 van de twaalfde eeuw. Dat doet overigens denken aan het verval van de Maya.

Klimaatveranderingen kunnen op zichzelf niet de val van beschavingen verklaren, want ook veel andere factoren spelen een rol. Toch tonen dendrologen keer op keer aan dat veel maatschappelijke veranderingen gepaard gaan met klimaatveranderingen.

Er is alle reden om te denken dat dergelijke natuurlijke variaties in het klimaatsysteem zich in de toekomst opnieuw zullen voordoen. Door de recente opwarming van de atmosfeer, de bevolkingsgroei, de veranderingen in het landgebruik en de daarmee verbonden sterk gewijzigde toewijzing van waterbronnen wordt de kans groter dat dergelijke droogteperioden ‘mega’ worden.

Voor het eerst in de geschiedenis zijn deze wetenschappelijke methoden geavanceerd genoeg om de dreiging van een wereldwijde, door de mens veroorzaakte klimaatverandering te voorspellen. Het onvermogen om deze kennis in te zetten om de klimaatverandering te bestrijden is grotendeels het gevolg van politieke besluitvorming. Of het gebrek daaraan. Prof. dr. Trouet zegt ook dat het klimaatakkoord van Parijs uit 2015 onvoldoende is en dat geen enkel land aan die minimumdoeleinden die ze zelf hebben voorgesteld is geraakt. Zij zegt tevens dat de nieuwste kerncentrales hun eigen afval kunnen recycleren.

Aan te raden lectuur voor iedere Natuurpunter en iedereen die van geschiedenis houdt!

Paul Janssens, Lint

Bron: Wat bomen ons vertellen. Een geschiedenis van de wereld in jaarringen, Valerie Trouet, Uitgeverij Lannoo 2020, ISBN : 978 94 014 6675 2

Afbeelding