Afbeelding

Vergeten Lisbeth Van Thillo

cultuur

De in Edegem geboren Lisbeth van Thillo (4 maart 1914) schreef knappe poëzie, is nog in aardig wat bloemlezingen terug te vinden, maar lijkt voor het overige wel helemaal vergeten. De schuld van oorlogs- en repressietoestanden? Of hebben haar vele naamvarianten er iets mee te maken? Lisbeth wordt vaak ‘mishandeld’ als Liesbeth, zoals in Liesbeth Maria van Thillo of door ‘Lies’ en nog erger door L. M. Boonen-van Thillo. De ‘Boonen’ heeft zij te danken aan haar echtgenoot Edgar Boonen (1912-1993), een bekend Antwerps advocaat.


Aanvankelijk werkte zij als lerares Nederlands in Antwerpen. In 1941 trouwde ze met advocaat Edgar Boonen, die zich na zijn stage bij de bekende Antwerpse rechtsgeleerde René Victor, o.m. oprichter van het Rechtskundig Weekblad dat een belangrijk aandeel had aan de vernederlandsing van de rechtsliteratuur in België, met Boonen als verantwoordelijke voor samenvattingen en arresten.


Lisbeth van Thillo werd de schoonmoeder van de bekende dichter Eddy van Vliet, ook een advocaat, redacteur van de tijdschriften Yang, Kentering en het Nieuw Vlaams Tijdschrift en winnaar van de Reina Prinsen-Geerlingsprijs met zijn identiteitsaftastende bundel Duel in 1967.


Lisbeth van Thillo was verder verbonden aan de Katholieke Vlaamse Hogeschool voor Vrouwen. Zij kwam in het literaire nieuws door in 1938 de René de Clercq-prijs (voor “verdiensten op dichterlijk en Dietsch” gebied, ook “Zilveren Eikenblad” genoemd) te weigeren, hoewel zij de eerste laureate zou zijn.


Die prijs was dat jaar in het leven geroepen door de Nederlandse dichter, activist en Clercqbiograaf J. J. Wijnstroom.


Als dichteres was zij in de loop van de jaren 1930 vrij actief. Zo werkte zij in 1937 mee aan het door René Verbeeck begonnen losbladige poëzietijdschrift Bladen voor de poëzie. De eerste jaargang omvatte, naast gedichten van Lisbeth van Thillo, bijdragen van André Demedts, Paul de Vree e.a.


Voor de uitgeverij Wiek Op, dat na een bescheiden aanloop in 1938 voorgoed begonnen was met het publiceren van werk van Stijn Streuvels, schreef zij in 1943 de verzenbundel Het gulden uur, in 1948 heruitgegeven. De uitgeverij Wiek Op werd in 1944 bij besluit van de minister van Landsverdediging verplicht haar werkzaamheden te staken.


Tijdens de repressiejaren werden verzen van haar gepubliceerd door de uitgeverij Luctor, bekend van o.m. Hoe de zwarten in de hemel kwamen van Filip den Duvel, pseudoniem van Filip de Pillecijn.


Over haar man, Edgar Boonen, bestaat een interessante biografie van Jan Verstraete: Het grote verzwijgen. Een schets van het leven van Edgar Boonen.


Uitgegeven door Die Keure, Brugge, 2013, 248 bladzijden


Bloemlezingen


Haar poëzie is ook terug te vinden in bloemlezingen, als In aanbouw (1939), De Vlaamsche poëzie tussen 1918 en 1941 (uitgegeven door de Kunstuitgeverij Pro Arte, Dienst), Spiegel van de Nederlandse poëzie. Dichters van de twintigste eeuw (Meulenhoff, Amsterdam 1979), Ik ben genoemd meisje en vrouw (Lannoo, Tielt 1980), Spiegel van de moderne Nederlandse poëzie (Meulenhoff/Kritak 1992), Geen dag zonder liefde (De Bezige Bij, 1994), Vrouwen dichten anders (Bert Bakker, 2000).


Haar recentste dichtbundel was Terugkeer,in 1983 gepubliceerd door Mercator-Plantijn.


Interessant was ook haar correspondentie met Godfried Bomans in de jaren 1956-1959, toen zij ook medewerker was aan de tijdschriften Dietsche Warande en Belfort, Dietbrand, Brabantia Nostra, Vormen en Werk.