Afbeelding
Ouder

Ouder

column

Ouder, dat ben ik. In de betekenis van ‘vader of moeder’. Taalkundigen betwisten wel dat ‘ouders’ een enkelvoud heeft. En ja, ik word ook ouder. Mijn leven wordt niet meer gevuld met de relatief heroïsche activiteiten uit het verleden: op mijn scooter naar Portugal en dan in één trek naar Stonehenge, een nieuwe ervaringsgerichte basisschool oprichten, cabaretvoorstellingen geven in West-Vlaanderen -met orkest-, twintig jaar lang een gammel huis verwarmen met alleen het hout dat ik kapte, snoeide en kliefde in de eigen boomgaard, biologische spinazie kweken om die te verkopen aan natuurwinkels, theatercursussen geven aan kinderen van 4 tot 12 in Sfinks, een half jaar bij een Brusselse deurwaarder werken, het volledige dak van een hoeve vervangen en bedekken met duizenden pannen die ik met een aanhangwagentje ging halen van een hoog, slooprijp huis in Temse, slagen voor de tweede master zonder één uur les te volgen, 32 lesuren per week geven in een hogeschool en ’s avonds communicatietrainingen in culturele centra, 10 jaar lang dagelijks radio-uitzendingen en reportages maken voor een stadradio. Oef. Ik was een Beatles-maniak, een halve hippie, een langharige groene jongen die natuurbeschermingsacties lanceerde, maar tegelijk rondscheurde met vervuilende auto’s die nu de prijs van 200 euro niet zouden halen.

Vervult deze (beperkte) selectie me met trots? Neen. De feiten baden in een vijvertje van meewarigheid. Hoe gek kon ik zijn ? Herken ik mezelf nog in die roemruchte feiten? Nauwelijks. The heat is not on anymore. Een strijdende mens heeft zijn eigen potsierlijkheid. Elke held is een antiheld. Zeker wanneer hij een rugzak vol jaren meesleept. Mijn biotoop is verkleind, het initiatief minder scherp, de hunker naar rust en eenvoud toegenomen. Het stelt me tevreden, wanneer onze zonen me steevast blijven uitnodigen om mee te voetballen, wanneer ik drie gemigreerde kinderen Nederlands kan aanleren, wanneer ik aan mijn 319de column kan beginnen, wanneer ik de klimop in de tuin snoei, beyblade met Andreas, pannenkoeken bak of gezellig met vrouw (skin-to-skin) en kinderen voor tv zit. Niet te veel, niet te ingewikkeld. De drukte bewaar ik voor mijn dromen. Ik maak minstens één spannende langspeelfilm per nacht mee. Vaak ben ik er reisleider van enorm grote groepen. We zijn de weg kwijt, er gebeuren vreselijke ongevallen, de hoteldiners zijn waardeloos -zelfs giftig- en zo groeit de groepsverontwaardiging van de reizigers. Soms los ik alles op, soms niet. Dan zit ik in de knel en maak ik mezelf wakker. Zo verloopt het leven van wie wat ouder is. Maar ook ‘ouder’ is -u herinnert zich. Andreas en Pieter-Jan drijven mama en mij onafgebroken vooruit in hun ambities, plannen en enthousiasme. Dan moeten we wijze beslissingen nemen, wat makkelijker is voor wie ouder is … In een context van eindejaar is de verzuchting ‘alweer een jaar voorbij’, veel sterker dan de kreet ‘hoera, een nieuw jaar, een jaar vol verse belevenissen’. Toch even in de overlijdensberichten nakijken of ik geen studiegenoot herken? Neen, geen tijd, want we moeten naar een subtropisch zwemparadijs. Daar duwen ze me via een supergladde trap naar de minst gevaarlijke wildwaterbaan en parkeren me daarna in een strandstoel tussen de palmbomen en de rotsen. In een stoomwolk van acceptatie en nederigheid lees ik de krant en schrijf ik mijn volgende column. Gelukkig nieuwjaar.

Marc van Riel

“Beter de rimpels van de huid, dan de rimpels van de ziel” (naar Samuel Ullman)