Afbeelding
Oorlogsherinneringen van Fons Boon uit Mortsel

Oorlogsherinneringen van Fons Boon uit Mortsel

Korenbloemblauw

Een generatie verhaalt over de moeilijkste jaren die zij beleefde tijdens de Tweede Wereldoorlog

Korenbloemblauw 1

Voorwoord

‘Of ik zin had iets voor de televisie te doen’, vroeg radio- en tv-presentator Michel Follet me na een interview in zijn programma ‘Aan het juiste adres’ op Eclips tv. Uiteraard. Maar waarover? Gelukkig schoot het antwoord me snel te binnen: ‘Een generatie die verhaalt over de moeilijkste jaren die zij beleefde tijdens de Tweede Wereldoorlog’. Korenbloemblauw was geboren. Dankzij Michel en dankzij de directeur van Eclips tv, David Larmuseau, die ons de kans bood.

Eclips was daar ook de juiste zender voor met een potentieel van 450.000 kijkers, voornamelijk 55-plussers. Alleen: vind nog maar personen met een verhaal dat aanspreekt, voor sommigen is alles ook al zolang geleden. Aangezien de respectabele leeftijd van velen en mogelijke mobiliteitsproblemen in acht genomen, kozen we niet voor live-interviews: het beluisterde relaas vertelden mijn vrouw Leentje en ik na op tv. We herhaalden letterlijk, zonder franjes, wat zij ons zeiden. Noem het een overdracht van mondelinge geschiedenis die, soms door toevalligheden, tot stand was gekomen.

Het werd een ontdekkingstocht van Mortsel tot Luzern, van Straatsburg tot Londen en Zeeland en, uiteraard, door heel wat plekken in ons land. Een soms moeilijke, ook emotionele tocht, anderzijds een waarin de vreugde van de erkenning en van te kunnen vertellen een rol speelden. Over de honderdtweejarige die de dag voor de opname overleed, de zwijgzame Zwitserse, het meisje dat een brief schreef naar haar papa in Stalag, de zusjes aan wie een Duits soldaat sprookjes vertelde, en vele andere verhalen.

Ze zijn persoonlijk, uniek en boeiend, en ik kreeg de eer om ze te mogen noteren. 12 afleveringen hebben Leentje en ik ermee kunnen vullen, Bart Wils zorgde voor prachtige accordeonbegeleiding, en al na de eerste uitzending vroegen mensen me of er een boek van zou komen - verba volent. De publicatie op deze site is alvast een mooi begin, de verhalen kunnen niet genoeg verteld worden , ze verschijnen ook alle samen in een aparte uitgave van het internetmagazine TWIST 40-45 , in een redactie van Mili Van Veegh en Marc Kerkhofs, ik ben er trots op. En we beginnen dicht bij huis.

Schuilen onder de pompbak

Mortsel - Aan de Krijgsbaan die zucht onder het fileleed, in een huis met gekleurde ruitjes: daar woonde meneer Boon.

Fons Boon was schoolhoofd. Zijn rechtvaardigheidsgevoel steunde op piramides van kennis en wijsheid, beweerde hij. Het liet hem de klimaatopwarming herleiden tot de kern van de aarde: ‘Iedereen lijkt te vergeten dat dat een gloeiende bol is die af en toe wordt gepookt’. Hij ondersteunde zijn stelling met enkele vluchtige berekeningen, hij wilde mee zijn met zijn tijd, ook al was hij bijna 98. Hij was moeilijk ter been, zijn rug en knieën protesteerden, wel had hij een geheugen waarop velen jaloers mochten zijn.

De gemeente werd op 5 april 1943 gebombardeerd, Fons woonde in Edegem en werkte in de Gevaertfabrieken. Toen de oorlog uitbrak, waren ze verrast thuis. Edegem was een vredig dorp, de dreiging hing in de lucht, het was toch anders toen die werkelijkheid werd.
‘Maar vader voorspelde dat Duitsland geen kapitaal had om de oorlog te winnen’, zei hij, ‘en toen ik werd opgeroepen voor het vaderland, sprak me dat niet meteen aan. ‘Ge moét’, beval vader, ‘deserteurs krijgen de dood met de kogel!’ Dus ging ik.’

In Hove stapte Fons Boon na uren wachten op de volgestouwde trein naar Roeselare. Het treinstel rangeerde zich naast een met Franse soldaten. Dat werd beschoten door Stuka’s. ‘Ik sprong met mijn kameraden uit de trein, de Fransen beantwoordden het vuur met hun mitrailleurs op de daken van de wagons. We doken weg, ieder voor zich, rolden over de bedding, schuilden achter de wielen, nadenken hoorde er niet meer bij. De aanval voorbij, klommen we halsoverkop terug in de trein die zijn weg voortzette.’
In Roeselare sliepen de mannen in een school, waarna ze doorreisden naar Ieper, in Boezingen logeerden ze waar de muizen over hun gezicht kropen, en vanaf Poperinge zouden ze naar Rouen sporen. Ze kwamen niet zover en gingen te voet voort.
’Weet ge wat ge dan mist?’ Hij bleef me opnemen met zijn kleine, grijze, onderzoekende ogen, de schoolmeester die wikte en woog wie voor hem zat. Ik schudde ontkennend mijn hoofd- nooit soldaat geweest, nooit een oorlog meegemaakt, bij sommigen komt het haast over als een gebrek, zou ik ervaren.

‘Een landkaart’, zei Fons stellig, ‘ge mist een landkaart. We hadden er geen idee van welke richting we uit moesten. Er hingen plakkaten in de winkels dat de voorraad op was.’ Ze pikten een stafkaart van voorbijtrekkende Britten - à la guerre comme à la guerre.

Naast Duinkerken werden Engelsen vervoerd in alles wat kon varen, ook roeibootjes, vele mensen waagden hun leven om hun kameraden te redden. ‘En als Duitsland op dat moment over een vloot landingsboten en ander materiaal beschikte, was de oorlog voor ons verloren. Toen rookpluimen boven de Franse steden kringelden, beseften we pas echt dat vechten niet meer voor ons zou zijn. We zouden terugkeren. Met euvele moed, want we waren op dat moment denkbeeldig deserteur. Het was heet. Op de terugtocht langs Hondschoote kregen we geen druppel te drinken, de Fransen waren niet onthalend.

De broer van een brouwer uit Edegem woonde in de grensstreek, in Houtem.
“Halt! Nicht weiter!”
Duitsers bezetten zijn hoeve. Het ene salvo na het andere artillerievuur volgde. Iemand dook in een rioolpijp. Een onderofficier wees waar we dekking moesten zoeken om vanaf daar voort te vluchten, kruipend, zo vlug mogelijk weg uit het schootsveld. We overnachtten in West-Vleteren, dan was het over, we trokken naar huis. België had zich overgegeven en in Edegem hervatte het leven, het was bang afwachten hoe.’
Fons dacht na en keek naar buiten. Zonnestralen braken door het glas, stof dwarrelde op, de vensterruitjes verdeelden de file in vakjes.

‘De Duitsers waren voorkomend, velen keken ergens naar hen op, ook hun bombastische muziek maakte indruk, maar men moest hen niet lastigvallen. De soldaten in Edegem waren voornamelijk in een school gekwartierd. Ik kreeg een getuigschrift dat ik geen Jood was, stel u voor. Ik was onderwijzer, maar vond geen werk tot de Commissie van Openbare Onderstand me in dienst nam. Niet veel later kwam ik bij Gevaert terecht op de afdeling waar men films ontwikkelde, het was wennen. En dan dat bombardement, ja ... ik was onder een pompbak gaan schuilen omdat er geen andere plek te vinden was. Ze hadden me die plaats daarvoor al toegewezen, maar ik dacht ach, het dak heeft een laag beton van veertig centimeter, daar geraken ze nooit doorheen, en wat zou hier nu gebombardeerd worden ...? Je bent jong, je bent naïef, de werkelijkheid was anders. Plots waren de knallen er, en ze kwamen dichterbij!

Het bombardement was aan de gang en de fabriek kreeg haar deel. Het gebouw waar ik vertoefde, werd niet geraakt, maar iedereen was in paniek. Ik kroop vanonder de pompbak vandaan en zag een man in een zwart hemd onder een bureautafel liggen, het schuim stond hem op de mond, hij vreesde dat de geallieerden hem kwamen oppakken. Overal werd geroepen of er gewonden waren, ik snelde naar beneden om hulp voor de man die in levensgevaar verkeerde, en toen ik buitenkwam, zag ik pas de omvang van wat gebeurd was. Een bom had een ander fabrieksgebouw getroffen. 49 werknemers hadden er het leven gelaten, onder hen heel wat jonge meisjes die in de fabriekshal werkten. Overal klonken sirenes, toen pas werd ik bang. We mochten niet naar huis, per afdeling moest er één bewaker ter plaatse blijven. Men ging de alfabetische lijsten af en Boon staat daarin vooraan, hé ... ’s Nachts moest ik mijn afdeling bewaken. Op de duur verzamelden we in de kelder om te kaarten en zo de angst te verjagen.’

Toen hij daags daarop naar huis ging, begreep Fons ook dat de hele kern van Mortsel was platgelegd. De uitgerookte tram met al zijn slachtoffers, de brouwer, geveld op de bok van zijn kar, het dode paard, dat zou hem bijblijven. Het voornaamste doelwit van de geallieerden was de Erlafabriek. Er vielen 936 burgerslachtoffers waaronder meer dan 200 kinderen.
‘Vanaf een bepaald moment vreesde ik dat ik, ondanks de vrijstelling van Gevaert, in Duitsland zou moeten gaan werken. Men verleende me uitstel omdat ik een baan had gekregen als leraar op het Antwerpse Kiel. Voorts had ik geluk dat iemand op het gemeentebestuur mijn identiteitskaart had vervalst: geboren in 1922 in plaats van 1921. Het maakte een wezenlijk verschil, zo was ik te jong om naar ginds te worden gestuurd.

Naar het einde toe werden de Duitsers zenuwachtig, ze waren niet meer aan de winnende hand. Bijvoorbeeld op 22 april ‘44 maakte een Engelse vlieger een scheervlucht, hij was al geraakt. Hij werd beschoten boven de Edegemsestraat, de Duitsers moésten hem hebben! Hij werd eerst omhoog gejaagd door hun mitrailleurs, en daarna door kanonnen neergehaald. Bij de Bevrijding werd meubilair stukgeslagen, burgers werden kaalgeschoren. Het was mensonterend, temeer omdat de bewoners geen te veroordelen daad hadden gepleegd. Maar als men me vraagt wat in al die jaren het meeste indruk op me heeft gemaakt, dan waren het ontegenzeglijk de bommen op Mortsel.’

Fons Boon overleed op 30 mei 2020. Zijn huis staat leeg, de files voor de deur zijn eindeloos. De tijd schrijdt voort, mijn herinnering aan hem zal niet vervagen.

Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding