Afbeelding

In Vlaamse helden: Dries Heyneman

Interviews
Vlaamse helden branden op het netvlies van heel wat mensen door hun specifieke rol in de samenleving. Acteurs, sportlui, schrijvers, societyfiguren, politici, … worden al te vaak oppervlakkig of stereotiep afgeschilderd. In deze rubriek gaat Mensen zijn Media op zoek naar de mens achter de bekendheid. Deze week proberen we te achterhalen wat er leeft in Dries Heyneman.
Het grote publiek kent hem als Kurt, de zielige krantenverkoper uit ‘Bevergem’ of Alain, de gedegradeerde kabinetschef uit ‘De 16’, maar Dries Heyneman is allesbehalve meelijwekkend of lui. Hij coacht collega-comedians, schrijft scenario’s, acteert en toert momenteel rond met zijn eerste solovoorstelling over zijn vrouw Jenny. Op 9 maart debuteert hij met ‘Jenny’ in Antwerpen.
Wat mogen we verwachten van je eerste solovoorstelling?
Een schreeuwend kind, ruziënde buren, verkeersagressie en oorlog. Kortom, het wordt een gezellige avond! (lacht) Neen, serieus. Ik ben comedian. In principe speel ik een rol, een personage, maar in realiteit is het gewoon een uitvergroting van mezelf. Ik vertel dus over wat ik ken. Zo kom ik spontaan uit bij mijn vrouw. Daarnaast zitten er veel herkenbare zaken in mijn show, zeker voor leeftijdsgenoten. De ‘coming of age’, zoals dat heet.
De moeilijke weg naar de volwassenheid?
Inderdaad. De maatschappelijke verwachtingen zijn vandaag enorm. Je moet succesvol zijn in alles wat je doet. Zo ervaar ik de druk om tegelijk de ideale partner, vader en kostwinner te zijn, die zekerheid verschaft op emotioneel, materieel en financieel vlak. Daarnaast leven we in onzekere tijden. Oorlogen en terroristische aanslagen maken ons bang. Die twee combineer ik in mijn voorstelling. Mijn vrouw is half-Marokkaanse en ik begin haar van terrorisme te verdenken. Dat zorgt voor absolute chaos en het nodige vuurwerk.
En jij probeert die chaos te bedwingen?
Ik heb natuurlijk ideeën, mijn manier van denken om tot een oplossing te komen en ik wil dat de mensen naar mij luisteren. Ik wil vooral ook mijn vrouw doen luisteren, maar die heeft er weinig oren naar. Vrouwen die van hun partner denken ‘hij zegt maar wat’, ook dat is natuurlijk herkenbaar. (lacht)
Hoe heb je je vrouw eigenlijk ontmoet?
Ik heb mijn vrouw tijdens onze studies bedrijfspsychologie leren kennen. Ik zat wel al in het derde jaar toen ik haar voor het eerst tegen het lijf liep, want ik ging weinig naar de les. Er zat ook een paar honderd man in die richting, wat evenmin hielp. Het was eigenlijk pas op een studieweekend dat we voor het eerst met elkaar spraken. Het klikte niet echt. Zij sprak Antwerps en ik West-Vlaams. Ik vond haar te assertief en zij vond mij een eikel.
Maar je hebt je mening later herzien?
Inderdaad. Het jaar daarop kwamen we elkaar opnieuw tegen en toen klikte het wonderwel. ‘Opposites attract’ zeker? Zij was wel nog samen met een andere jongen, maar daar heb ik snel komaf mee gemaakt. En blijkbaar was dat een goeie zet, want veertien jaar later zijn we nog altijd samen. Mijn vrouw is trouwens van Kontich afkomstig. Ik ben dus geschikt bevonden voor een Antwerps publiek. (lacht)
Wat vindt je vrouw van de voorstelling?
Mijn vrouw heeft gelukkig gevoel voor humor. Zelf zag ze de show pas voor het eerst bij de première, maar ze vond hem meteen goed. De verdachtmakingen aan haar adres zijn dan ook hilarisch, want doorheen de voorstelling groeit het besef dat niet mijn vrouw de chaos creëert, maar ikzelf. Eigenlijk is Jenny de enige normale in ons gezin. De hele voorstelling is dus een ode aan mijn vrouw, maar op een extreem bizarre manier.
Hoelang heb je aan de voorstelling gewerkt?
Meer dan een jaar. Ik kom uit een comedy-duo en ik moest echt terug op zoek gaan naar mijn eigen stem. Dat was niet makkelijk. Ik moest voor het eerst alles alleen doen, want er was niemand om op terug te vallen. Ik heb wel een aantal zaken vooraf uitgetest bij collega-comedians. Bart Vanneste (Freddy De Vadder) was mijn vaste ‘bullshitmeter’ van dienst. Hij stelde zijn veto als het echt te gortig werd, want ik zoek nogal graag uitersten op.
Jullie zijn beiden comedians, zijn jullie dan geen concurrenten van elkaar?
Neen, iedere mens vertelt een grap op zijn eigen manier. Mensen komen voor die unieke vorm van humor, voor die eigen stijl. Kijk bijvoorbeeld naar Nigel Williams en Philippe Geubels, die zijn zo verschillend en toch allebei extreem goed.
Ben je dan niet jaloers op het succes van je collega’s?
Er zijn natuurlijk bekendere comedians dan ikzelf, die er altijd in slagen zalen te doen vollopen. Daar zou ik inderdaad met afgunst naar kunnen kijken, maar daar hou ik me niet mee bezig. Piv Huvluv, Luc Dufourmont, David Galle, Piet De Praitere en Bart Vanneste zijn allemaal komen kijken naar de voorstelling en waren enthousiast. Dat doet deugd, we coachen elkaar, maar krijgen ook veel van elkaar terug. Het is geven en nemen. Niemand van ons werkt volledig in z’n eentje. Met feedback wordt alles beter.
We kennen jou eigenlijk vooral van tv, wat doe je het liefste?
Zonder enige twijfel comedy, omdat ik daar mezelf kan zijn. Ik ben psycholoog van opleiding, geen acteur. Ik ben daar eigenlijk wat in gerold zonder het goed en wel te beseffen. Ik doe het graag, maar ik wil er niet afhankelijk van zijn. Zitten wachten op een rol is niet aan mij besteed, ik creëer liever zelf. In Bevergem speelde ik een rol als ‘lovable loser’, maar ik heb de serie ook zelf geschreven. Voor ‘De 16’ ben ik gecast voor de rol als ‘hateable loser’. In ‘Jenny’ ben ik eigenlijk ook een loser. (pauzeert) Ik kan alleen concluderen dat die rol mij blijkbaar goed afgaat …
Als comedian heb je toch hopen zelfvertrouwen?
Ik weet stilaan wat ik waard ben. Succes helpt daar natuurlijk bij. Toen ik de eerste keer aan een netmanager een idee voor een nieuwe fictiereeks moest voorstellen, stond ik er met knikkende knieën. Vandaag ben ik veel meer overtuigd van wat ik te bieden heb. Toch blijft een voorstelling altijd een spannend moment. Je moet je echt blootgeven aan het publiek. Als die klik er is, dan is dat iets om extatisch van te worden, maar tegelijk is er altijd de angst dat het zal tegenvallen. Het heeft iets emotioneels, als comedian ben je voortdurend op zoek naar bevestiging.
Was je vroeger vaak onzeker?
Ten aanzien van meisjes was ik ongetwijfeld een loser eersteklas. Misschien is dat de reden dat die rol mij zo goed afgaat. Ik heb altijd op jongensscholen gezeten, wist ik veel hoe ik meisjes moest benaderen. Ik vond er als vijftienjarige dus niets beters op dan dat puur rationeel te doen. Liefde als statistiek, zeg maar. Pas op: statistiek helpt je het leven te begrijpen. Als je kansberekening kent, kun je dingen beter inschatten. Tijdens een kamp met de Christelijke Mutualiteiten was ik smoorverliefd geworden op een van de populaire meisjes. Pas in de bus op de terugweg van het kamp had ik eindelijk mijn moed bijeengeraapt om dat meisje aan te spreken. “Je hebt verschillende soorten mensen”, begon ik tegen haar. “Mensen die elkaar niet eens kennen, mensen die elkaar kennen, mensen die bevriend zijn en mensen die heel goed bevriend zijn.” Ik durfde haar niet eens aan te kijken en vervolgde: “Jij en ik, waar zou je ons zo situeren?” Ze stond recht, wandelde naar achteren en ging bij de toffe kinderen in de bus zitten. Die scène heb ik trouwens in Bevergem verwerkt. Het heeft dus nog voor iets gediend.
Wat vinden je ouders van je beroepskeuze?
Mijn ouders vonden het belangrijker dat ik een diploma behaalde dan wat ik ermee deed. Ik heb na mijn afstuderen wel eerst drie jaar als psycholoog gewerkt. Ik was -zoals je al kon afleiden uit mijn stuntelige verleidingspoging als vijftienjarige- extreem goed in statistiek en werkte als marketingconsulent voor multinationals in de medische sector. Ik reisde de hele wereld rond, zat de ene dag in Milaan en de andere dag in Seattle, maar mijn liefde voor comedy heeft het gehaald van mijn liefde voor luchthavens. Als kind volgde ik beeldende kunsten aan de academie en was ik altijd op de een of andere manier creatief bezig. Mijn ouders schrokken dus helemaal niet van mijn carrièreswitch.
Komen je studies psychologie je vandaag nog van pas?
Door mijn studies kan ik mijn intuïtie combineren met kennis. Als psycholoog herken je stoornissen aan de hand van bepaalde symptomen, als comedian en acteur kan ik die symptomen gebruiken om mijn rollen meer diepgang te geven. Dat is voor mij ook de verklaring voor het succes van Bevergem. Daar is drie jaar aan gewerkt en dat zie je onder meer aan de complexiteit van de personages. Ik vind dat er in Vlaanderen nog veel te weinig budget naar goeie scenario’s gaat.
Heeft een comedian ook een maatschappelijke rol?
Daar heb ik al vaak over nagedacht. Vroeger moest een voorstelling gewoon grappig zijn om geslaagd te zijn. Vandaag wil men inhoud. Ik ben er tegelijkertijd niet van overtuigd dat comedy over de grote maatschappelijke thema’s moet gaan. Boeken lenen zich daar veel beter toe. In comedy kan je niet genuanceerd genoeg zijn. Je spreekt in beelden, in eenvoudige taal. Als comedian stel ik vragen, maar ik beantwoord ze niet. Ik toon iets en laat het oordeel vervolgens aan het publiek over. Ik ben niet het orakel of de held die het allemaal beter weet en het even zal vertellen. En ik ben trouwens bijzonder argwanend tegenover mensen die wel zo zijn.
Naar wie keek je zelf op als kind?
Rode Duivel Jan Ceulemans, bijgenaamd ‘de Caje’. De grote held van mijn kinderdromen! Vandaag kijk ik dan weer op naar Wim Delvoye. Zijn ironische kunst is ronduit fantastisch. Die man heeft een kakmachine gebouwd en komt daar nog mee weg ook. Dat is toch straf! Ik heb dat al eens in een interview gezegd en toen heeft hij me een paar boeken opgestuurd. Ik hoop dus dat hij dit nu opnieuw leest. (lacht) Maar samen met hen lopen er in Vlaanderen ongetwijfeld nog heel wat straffe gasten rond, bij deze: jullie zijn allemaal helden!
Zijn je kinderen onder de indruk van hun bekende papa?
In de verste verte niet. (lacht) Helena is nu vijf en Elise is er zeven. Ook wanneer collega-comedians langskomen, maakt dat eigenlijk weinig indruk. Ze groeiden er natuurlijk mee op. Ik daarentegen maak van mijn bekendheid gebruik om mijn dochters via andere artiesten te imponeren. Als ik de meisjes van K3 tegenkom, vraag ik bijvoorbeeld om een videoboodschap of een handtekening voor mijn dochters. Soms zeggen die BV’s dan dat ze fan zijn van mij, maar dat geloven Helena en Elise zelfs niet. Ik wacht dus nog steeds op erkenning van mijn dochters. Maar ik heb geduld en ik leef op hoop!
Wat heeft de toekomst nog voor je in petto?
Ik blijf nog even toeren met ‘Jenny’, waarschijnlijk tot het voorjaar van 2018. Daarnaast ben ik bezig aan een nieuwe serie met Zouzou Ben Chikha (Amar uit Bevergem). Ook met Bart Vanneste praat ik over een nieuw project. Ik doe mee aan ‘It’s Showtime’, de fictiereeks van Bart De Pauw op Eén. En ik zal te zien zijn in allerhande kleinere rollen. Ik ga zoveel mogelijk mijn eigen ding doen met mensen waarmee ik graag samenwerk. Die keuzevrijheid had ik tien jaar geleden nog niet. Dat besef ik iedere dag. Ik ben een dankbaar mens.
Foto: © Dries Heyneman