Afbeelding

Het luchtkasteel van Antwerpen (2)

Culinair

Wie haalt het in zijn hoofd om een stad met cafés en restaurants aan een ballon te hangen op een hoogte van 200 tot 300 meter? Het futuristische project kwam van de Belgische ingenieur Tobiansky. Het luchtschip met zwevend stadsdeel zou verankerd worden met kabels en met een lift konden bezoekers op en neer reizen. De ingenieur werd zeker beïnvloed door de ijzertovenaar van Parijs: Gustave Eiffel. De Eiffeltoren is 317 meter hoog en werd gebouwd voor de Wereldtentoonstelling van 1889. Na het rechttrekken van de Scheldekaaien en de ontwikkeling van het Zuid droomde men in Antwerpen over de bouw van een ‘petit Paris’. Het sterpatroon met brede straten is nog steeds duidelijk herkenbaar en vergelijkbaar met de stad van de ‘Parigots’ en de ‘Parigotes’.



Om veiligheidsredenen verdween deze hallucinante droom in de prullenmand. Als je Antwerpen op de wereldkaart wilde zetten, dan moest er naar een andere blikvanger gezocht worden. De koekenstad noemde men in die tijd ‘de stad der stoeten’. In 1892 vierde de ‘Belgische Academie van Oudheidkunde’ haar vijftigjarige bestaan. In een schitterende optocht werd de intrede van de rederijkers afgebeeld. Rederijkers waren amateurdichters en voordrachtkunstenaars. In de Zuidelijke Nederlanden werden te kritische rederijkers door de Spaanse bezetters zelfs opgepakt en geëxecuteerd zodat heel wat schrijvers uitweken naar het noorden.


De evocatie van de intocht der rederijkers werd de aanzet om ‘Oud-Antwerpen’ na te bouwen op het nieuwe Zuid. Cynisch? Alleszins: Léopold de Wael, burgemeester van Antwerpen (1823-1892), had net de oudste stadskern en wieg van de stad afgebroken door de oude kaaien recht te trekken.


Er werd een Congolees dorp gebouwd om de koloniale handel met Congo te promoten. Authentieke bewoners werden uit de kolonie ingevoerd en ten tonele gevoerd. De nagebouwde oude stad uit de 16de eeuw moest het pronkstuk van de Wereldtentoonstelling worden.


In onze PLOP-tentoonstelling vind je het menu van 1894 bij ‘Bakkerij Michielsen’. Niet alleen de driemasttopzeilschoener, maar ook het Congolese dorp sieren het menu. De koloniale waren liggen op de voorkaai. Hoe zat het met het oude Antwerpen uit die zestiende eeuw? ‘Vlaams’ was toch de voertaal en ons menu is duidelijk in het Frans opgesteld?


In 1894 was Frans de voertaal bij de Antwerpse burgerij. In de Wereldtentoonstelling waren de Nederlandstalige opschriften dan ook in de minderheid. Alleen in Oud-Antwerpen was dat anders, in de 16de eeuw sprak men in Antwerpen geen Frans, dus om de authenticiteit te bewaren moest het Nederlands (Vlaamsch) vooraan staan.


Voor een toegangskaartje betaalde je al vlug 1 BEF (0,02 euro). Voor de gewone burger was dat bedrag te hoog. Een geschoold fabrieksarbeider verdiende in die tijd 2,50 BEF (0,05 euro) per dag. Hij kon het zich niet veroorloven om met zijn gezin naar de tentoonstelling te gaan.


Oud-Antwerpen wierp een romantische blik op een ‘verloren wereld’. In de gouden zestiende eeuw was Antwerpen immers één van de grootste en belangrijkste steden van Europa, een handelsmetropool en wereldhaven. Op het einde van de 19de eeuw kon Antwerpen amper meespelen op Europees niveau. De bezieler van het project was Max Rooses. Hij wilde een stukje stad creëren uit die gouden eeuw of om het met zijn woorden te zeggen … “een stadswijk heropgebouwd met hare houten en steenen huizen, hare kronkelende straten, haar grillige uithangborden, haar rijke of nederige, maar immer schoone wooningen en hare openbare gebouwen, meesterwerken van eigen kunst” (bron: www.retroscoop.com).


(lees verder onder de foto)



Op het banket aangeboden door de kamer van koophandel van Antwerpen prijken heerlijke gerechten. Oesters van Oostende ontbraken niet. “De platte Oostendse oester noemt men ook de Ostendaise. Het schelpdier wordt gekweekt in de spuikom van Oostende”, zo vertelt Eva Van Wichelen (vishandel STELOY). “Reeds in de 18de eeuw was er sprake van oesterkwekerijen nabij Oostende. Je vindt ze zelfs terug op de Ferrariskaarten uit de jaren 1770, maar de echte bloeiperiode voor de Oostendse oester was eind 19de begin 20ste eeuw toen Oostende als ‘koningin der badsteden’ welgestelde burgers ontving. In deze periode werden er bijna alleen oesters gevet. Voornamelijk Engelse platte oesters werden ‘geparkeerd’ in zeewaterbassins van een twintigtal oesterbedrijven. Hier kregen ze een vlezige structuur en een volle smaak, de ‘Ostendaise’ was geboren”, aldus Eva.


Foto’s: www.retroscoop.com; © F. Van Roosendael, © Archief Gemeentelijk Havenbedrijf

Afbeelding
Afbeelding