Afbeelding
Herinneringen aan Gérard De Meester cover

Herinneringen aan Gérard De Meester

in de kijker

De ervaringen van Gérard De Meester en zijn familie tijdens de oorlog heb ik leren kennen door zijn familieleden, via mijn vroegere medemuzikant en dorpsgenoot Jan Prinsen en de noteringen van Eddy Rondelez. Een terugblik in de tijd die door het leven raast.

Of hoe gewone mensen helden zijn

1939. Sint-Pietersveld, Ruiselede. Prudent Rondelez zit sinds de zomer iedere avond aan de radio gekluisterd. De geruchtenstroom over een oorlogsdreiging neemt met de dag toe. ‘België blijft neutraal,’ klinkt het manhaftig. ‘om de neutraliteit te waarborgen, versterken we onze verdedigingslinies en onze krijgsmacht.’


Prudent en Florine op hun huwelijksdag

Bij Florine wisselen vreugde en angst elkaar af. De roes van hun wittebroodsweken was hemels. En hun eerste kindje lijkt zich al aan te kondigen. Prudent wil zijn best doen om hun slagerswinkel beter te laten lopen, ook al zijn de tijden onzeker. Op 19 oktober moet Gérard De Meester, onderwijzer en broer van Florine, zich als reserveluitenant melden bij zijn eenheid in Oostende.

Florine vreest dat haar man straks ook het land zal moeten helpen verdedigen, ze zou alleen staan met de zorg voor hun kindje en de winkel. ‘Met Gods hulp komt alles goed,’ stelt ze zich gerust.

Op 22 maart 1940, na zeven maanden, komt de geboorte al op gang. De ouders zijn vertederd. Suzie heet het kindje, en Suzie betekent lelie. De bloem staat symbool voor zuiverheid, onschuld en liefde. Maar op 10 mei breekt de oorlog uit. Prudent moet zich vervoegen bij zijn eenheid in Oostende. Florine vertrekt met Suzie naar haar ouders op Sint-Pietersveld. Broer Gérard en schoonzus Prudence wonen langs de Steenweg voorbij het gesticht in een prachtig huis in Engelse cottage stijl.

Prudence is nu ook alleen, samen met haar vier kinderen. Drie weken geleden hoorde ze dat Gérard was ingekwartierd in Fort Breendonk in Willebroek, het hoofdkwartier van het Belgische leger. Koning Leopold heeft er zijn intrek genomen. Prudence is met haar kinderen aan huis gekluisterd. De jongste is pas een jaar. Ze heeft al een poos niets gehoord van Gérard. Geheel onverwacht stopt een legerauto voor de deur. Twee mannen in legeruniform bellen aan. Ze houdt haar adem in. Met een rukje trekt ze de deur open.

‘Bent u de echtgenote van Gérard De Meester? Kunnen we binnenkomen?’ Ze knikt en gaat hen voor naar de salonkamer. ‘We hebben geen goed nieuws. Uw man is op 18 mei gewond geraakt in een vuurgevecht. Hij heeft een schotwond opgelopen in zijn linkerbovenbeen. Hij wordt verpleegd in het militair ziekenhuis in Brussel. U kunt hem bezoeken, als u wilt.’ Het slaat haar met stomheid, maar ze troost zich met de gedachte dat het veel erger had kunnen zijn. Het nieuws slaat ook in als een bom bij ouders Maurice en Pauline. Ze komen overeen dat Pauline samen met Prudence en Florine de volgende dag met de trein naar Brussel zullen gaan. Tegen de middag komen ze aan bij Gérard. Zijn gelaat verraadt pijn, al wil hij zijn verhaal doen: ‘We kwamen met mijn peloton onverwacht onder vuur te liggen. Ik werd geraakt in mijn been, ik kon niet meer staan of lopen. Alles ging razendsnel. Ik gaf mijn mannen opdracht om zich terug te trekken. Daarna kwamen de Duitsers voorbij. Ze merkten dat ik niets kon ondernemen en rukten verder op. In de middag haalde een boer me op met een kruiwagen en bracht me naar het hospitaal in Willebroek. Ze hebben de kogel uit mijn been verwijderd. De volgende dag voerde men me naar hier.’

‘Wanneer denkt ge dat ge weer naar huis kunt komen?’ vraagt Prudence. ‘Ik weet het niet.’ Aan het eind van de middag keren de drie vrouwen huiswaarts.

De oorlog raast verder. Op Sint-Pietersveld, in de bossen van het Vagevuur, vallen Duitse Stuka’s vluchtelingen uit Antwerpen aan. Niemand overleeft. Een fiets is weggeslingerd tot in een boom. Diepe bomkraters getuigen van de verwoestende kracht. Florine is ondertussen erg bezorgd om het lot van Prudent, al twee weken heeft ze niet meer van hem gehoord. Met zijn legercamion bevoorraadt hij terugtrekkende Belgische troepen met munitie in de buurt van Oostende. Duitse vliegtuigen hebben hem in het vizier gekregen. Hij springt uit de vrachtwagen en zoekt dekking in een sloot. Een collega is blijven zitten. Het mitrailleurvuur mist zijn doel, maar de kogels hebben zijn boterhammen naast hem aan flarden geschoten. De Duitsers bombarderen de haven van Oostende en de oesterputten van Bredene aan. De slagerswinkel van Prudent en Florine wordt zwaar beschadigd.

Op 28 mei 1940 capituleert België. Prudent wordt met zijn eenheid krijgsgevangene gemaakt en weggevoerd naar Beaumont in Wallonië. Op 17 juni worden alleen de Vlamingen vrijgelaten, met dit gebaar naar hun Dietse broedervolk spelen de Duitsers in op de tweestrijd tussen Vlamingen en Walen. De Walen voeren ze af naar kampen in Duitsland, de Vlamingen moeten zich wel melden op het politiebureau van hun woonplaats en hun uniform inleveren. Midden in de nacht komt Prudent aan bij het huis van de ouders van Florine. Hij bonkt op de luiken: ‘Ik ben het, Prudent, ik ben vrij’.

Florine valt in zijn armen. Dan hoort hij wat Gérard is overkomen.

De slagerij in Bredene kan niet zomaar weer open. Prudent brengt zijn slagersmessen, wetstaal, hakblok, vleesmolen en weegschaal in veiligheid. Florine is het liefst op Sint- Pietersveld, nabij haar ouders en het gezin van Gérard, die bij lange nog niet naar huis kan, de wonde geneest slecht. Al gauw blijkt dat Prudent als knecht kan gaan werken op de boerderij van het ministerie van Justitie. Langgestraften die zich goed gedragen, voeren hier hun werkstraf uit. Werk bij de staat biedt zekerheid, ze komen ook in aanmerking voor een dienstwoning met een tuin in de Leegte, onderaan de Kattenberg. Wat telt, is dat Sint-Pietersveld nu hun thuishaven is, de huur is betaalbaar en in de tuin kunnen ze groenten en fruit kweken, en kippen en konijnen houden als aanvulling op hun smalle beurs.

De rust wordt in september opnieuw verstoord wanneer een Duits vliegtuig tegen een kabel van de 280 meter hoge pyloon van het radiostation vliegt. Het scheert over hun huis en stort honderd meter verder neer, de piloot komt om. De Kommandatur besluit om de vier hoge torens in te korten tot 120 meter. Gérard blijft nog geruime tijd in het ziekenhuis, heel zijn been is opgezwollen, de koorts neemt toe. De artsen willen amputeren.

Ondanks zijn medische tegenslagen blijft Gérard strijdvaardig

‘Ge amputeert daar ook mijn toekomst mee,’ protesteert hij. Tevergeefs. Het jaar is bijna om wanneer hij eindelijk naar huis kan. De directeur van het gesticht haalt hem op. Gérard blijft strijdvaardig, hij leert weer lopen met een kunstbeen, en in zijn omgeving is hij een inspiratiebron voor de Witte Brigade. Hij ergert zich aan collega’s die sympathiseren met de bezetter, en die van de gelegenheid gebruikmaken om lucht te geven aan hun anti-Franse sympathieën.
‘Onze strijd is toch niet voor niets geweest?’ foetert hij. In 1942 richt hij een brigade op van het Nationaal Front: ‘We sporen oude wapens op die in 1940 in de bossen zijn achtergelaten, personeelsleden van het radiocentrum zijn mee. We sluiten aan bij het Geheim Leger.’ Prudent wil zich niet met politiek bemoeien. Florine bidt met Kerst voor vrede op aarde, Suzie groeit goed en doet al pogingen om te kruipen, een nieuwe lente breekt aan.

‘Prudent, ik geloof dat ik weer zwanger ben.’
Ze hopen allebei op een jongetje, maar hoe verder de zwangerschap vordert, hoe meer Florine zich zorgen maakt.
‘Wat dacht ge ervan om bij ons te bevallen,’ oppert Pauline, ‘dan vangt Prudent Suzie op.’

Op tweede Kerstdag 1941 krijgt Suzie een broertje, Christiaan, en al in de lente van 1942 kondigt nummer drie zich aan. De aalmoezenier van het gesticht zegt dat ze met de uitbreiding van hun jonge gezin hun katholieke plichten uitstekend vervullen, maar er moeten straks meer monden worden gevoed. Mijnheer Mortier, de directeur van het gesticht, staat bekend als streng en rechtvaardig. Hij gunt de jongeman - als schoonbroer van de geplaagde Gérard en als katholiek van onbesproken gedrag - de betrekking van nachtwaker. Op 26 januari 1943 wordt het derde kindje geboren, Geert, naar Gérard. Het leven gaat voort.

Florine bewondert de geestkracht van haar broer Gérard die is aangewezen op de zorg van zijn naasten. Diep in zijn hart wil hij snel weer aan het werk en beschikbaar zijn voor de opvoeding van zijn vier kindertjes; een gezonde en krachtige vader is van groot belang voor het hele gezin. In november 1942 krijgt hij de gelegenheid om voor de pedagogische studiekring van het gesticht een lezing te houden. Hij ontvouwt zijn visie over de weg die de geplaatste jongens hebben te gaan, in het begin zijn ze onzeker, gespannen, soms moeilijk te hanteren. Hij vergelijkt het proces dat zij moeten doorlopen met zijn eigen ziekteproces dat voor hem een tijd van angst hoop en terugval inhield. Acht keer heeft hij op de operatietafel gelegen, werden allerlei diagnoses, prognoses en behandelplannen opgesteld. De jongens van het gesticht verdienen de beste opvoeding, stelt hij, daar is een voortdurende scholing van personeel voor nodig. Iedereen is onder de indruk van zijn betoog.

Maar dan moet Gérard weer naar het ziekenhuis, voor maanden nu. De beste zorg, de beste medicijnen noch bloedtransfusies kunnen het tij keren. Hij overlijdt op 18 april 1943. Hij is dan drieëndertig jaar en laat een vrouw en vier kinderen achter, een vijfde is op komst. Florine verliest haar enige en zeer geliefde broer. Maurice en Pauline overleven hun enige zoon, het gesticht verliest een inspirerende man.

Lees verder onder de foto

Gérard De Meester overlijdt op 33-jarige leeftijd

Met het overlijden van Gérard verliest Prudence haar recht op de dienstwoning. Schoonvader Maurice die ook in het gesticht werkt, laat het huis overschrijven op zijn naam, waarna haar schoonouders bij haar intrekken. Enkele maanden later wordt Gérard, haar vijfde kindje geboren. Florine zoekt troost in gebed. Haar drie kinderen vergen veel van haar. Haar man springt wel in voor de dagelijkse taken, maar de opvoeding vindt ze vooral een vrouwenzaak.

Ze kan met haar vragen ook niet terecht bij haar schoonmoeder, die heeft de handen vol aan de vijf kinderen van haar zoon. ‘Wees flink. Ieder huisje heeft zijn kruisje.’ Met deze raad moet ze het zien te rooien.

In de zomer van 1943 komt abrupt een einde aan de betrekkelijke rust op Sint-Pietersveld. Engelsen voeren luchtaanvallen uit op de radiocentrale. De ruiten vliegen aan diggelen, de muren zijn bezaaid met kogelgaten. Het mitrailleurvuur maakt Florine en Prudent doodsbang. Het gesticht bouwt in hun achtertuinen een soort bunker van stalen platen die ze afdekken met een dikke laag aarde. Acht gezinnen kunnen er toevlucht zoeken, de kleine Christiaan speelt met het zilverpapier dat de Engelsen uit hun vliegtuigen gooien om de radar van de Duitsers te ontregelen. ‘s Nachts horen ze het gebrom van overvliegende R.A.F.-vliegtuigen. De Wehrmacht verordonneert dat de huizen verduisterd moeten zijn. Op een zomeravond stopt een legerauto voor hun huis. Vier soldaten springen uit de wagen en bonken op de voordeur.

‘Aufmachen, schnell!’ Iedereen is verstijfd van angst.
‘U hebt het gebod om de ramen te verduisteren overtreden. Als dit nog een keer gebeurt, nemen we u mee naar het bureau!’
‘Hoe zou ik willen riskeren om uw bevel niet uit te voeren en de veiligheid van mijn vrouw en schoondochter met vijf kinderen in gevaar brengen?’
Het antwoord van Maurice neemt spanning weg. De soldaten laten hun mitrailleurs zakken. Ze nemen een kijkje in het huis, constateren dat er overal rolluiken hangen en dat er dan geen licht naar buiten kan schijnen. Ze vertrekken. Het gezin vreest dat de actie was ingefluisterd door de overbuurman, een lid van de Zwarte Brigade.

Dankzij Godfried De Witte hangt op 21 juli 1944 de Belgische driekleur in een van de radiotorens

21 juli 1944. In de nacht voor onze nationale feestdag klimt Godfried de Witte, een jonge verzetsman, in een van de radiotorens en laat halverwege, op zo’n zestig meter, de Belgische vlag wapperen. Een paar meter lager laat hij een doos achter met een luid tikkende wekker. Hij maakt zich uit zicht. De vlag werkt voor de Duitsers als een rooie lap op een stier. Een overste beveelt een soldaat ze onmiddellijk te verwijderen, eenmaal in de buurt van de vlag, verstijft die laatste van schrik door het getik in de doos waarin hij een tijdbom vermoedt. Hij laat zich vliegensvlug weer naar beneden glijden. De vlag blijft de hele dag wapperen. Pas de dag erna durven de Duitsers het aan om ze toch naar beneden te halen.

Begin september verschijnen de eerste Canadese soldaten op Sint-Pietersveld. Zonder dat er een schot valt, maken ze tachtig Duitse krijgsgevangen en zetten hen vast in het radiocentrum. Na vier dagen strijd kunnen ze de vijand uit de regio verjagen. In het oorlogsgeweld komen twaalf burgers om. Er sneuvelen tweeënvijftig Canadezen en meer dan honderd Duitsers, maar de geallieerden rukken verder op en ook Antwerpen valt in hun handen. Vlaanderen is bevrijd. Vreugde en verdriet liggen soms dicht bij elkaar.

24 september 1944. Sint-Pietersveld, Ruiselede. De plaatselijke brigade van het Nationaal Front komt bijeen en brengt een eerbetoon aan Gérard De Meester voor zijn offer voor de bevrijding als oprichter van het lokale verzet. Gérard wordt geroemd voor zijn inzet bij een wapensmokkel in een donkere nacht van augustus 1942. Het inspireerde de makkers om hun leven in de waagschaal te stellen toen ze twee jaar later, op 15 augustus, vier geallieerde parachutisten uit de handen wisten te houden van de vijand. In de slottoespraak klinkt dat zij hun woord getrouw bleven, niemand laag mishandelden, geen haat kenden, en handelden: ‘Ten bate van ons Land, ons Volk, onze Vrijheid, ons Christen Geloof!’

‘Prudent, er is weer een kindje op komst.’ Florine zegt het met gemengde gevoelens. Kinderen komen vanzelf, het is de wil van de Voorzienigheid, maar ze ziet ook op tegen alle druk van nog meer kroost. De oorlog is ook nog niet afgelopen. Uit alle macht wil Duitsland de bevoorrading van de geallieerden via Antwerpen verhinderen. Ze nemen de stad onder vuur met zesduizend V-1’s en V-2’s. De hoop dat er met Kerstdag weer vrede zou zijn, vervliegt. De vijand heeft een nieuwe aanval opgezet in de Ardennen. De winter is koud, het vriest dat het kraakt, er ligt een dik pak sneeuw. De zorgen van Florine nemen weer de overhand. Pas in het voorjaar zijn de berichten opnieuw hoopgevend, de overwinning hangt in de lucht. Op vrijdag 4 mei 1945 wordt het kindje geboren. Florine en Prudent noemen hem Eddy. Een nieuwe, moderne, Engels klinkende naam. Op de radio klinkt Vera Lynn - Land of hope and glory. De melodie wurmt zich in Florine’s hoofd, ze neuriet stil mee.

Met dank aan Jan Prinsen en Eddy Rondelez, en aan Peter Laroy voor de foto’s van de zendmasten.

Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding