OLYMPUS DIGITAL CAMERA
OLYMPUS DIGITAL CAMERA

De zee van verdriet (voor C., J. L. en voor alle anderen)

Filosofie

‘Bestaat er’, vroeg het meisje, ze was pas 14, ‘zoiets als een zee van verdriet. Een groot water, waar ik schaamteloos mag huilen, hevig mag schreien of gewoon een traantje mag wegpinken? Een zee waarin ik onopvallend mag zwemmen in mijn tranen zonder bang te zijn om te verdrinken?’


‘Poeh’, dacht de leraar. Hij was leraar levensbeschouwing op een middelbare school, maar hoe kon hij dit beschouwen? Hij wist dat zij nog maar kortgeleden haar moeder had verloren en de lessen gingen nu juist over de zin van het leven. Ze lazen gedichten, spraken over oorlog en vrede en keken ‘The Lion King’, over hoe de jonge Simba zijn vader verloor en al vroeg in het leven oog in oog kwam te staan met het kwaad. Ze sloten af met een opdracht, een werkstuk. Een onvoldoende was niet mogelijk. Iedereen had sowieso een 6. (Hoe kon je kinderen op die leeftijd tenslotte een onvoldoende voor levensbeschouwing geven?) Een 10 was ook niet mogelijk, want over de zin van het leven viel namelijk altijd nog iets te leren. Netjes en een goede verzorging stelde hij wel op prijs, ‘de zin van het leven’ heeft namelijk baat bij schoonheid, mooie woorden en/of een mooie tekening.


Hij schrok van de enorme stapel papier die hij in de kerstvakantie mee naar huis nam. Voor hem geen vakantie, hij zou het allemaal gaan lezen. Goed gedaan, zou hij meermaals schrijven. Veelal een 8 en zo nu en dan een 9 was de beloning voor de ijver van zijn leerlingen. Alles ging goed tot die ene enveloppe. ‘Boodschap’, stond er in sierlijke letters opgeschreven. Voorzichtig openen. Er zat een ansichtkaart in, met daarop een tekening van moeder Maria met het kindje Jezus op haar schoot, een verbeelding van Sulamith Wülfing.


‘Beste meneer’, stond er op de achterkant, ‘Mijn werkstuk heeft maar een zin; ‘Het leven heeft geen zin, als je geen zin hebt in het leven!!!’ De kaart was van het meisje. ‘Geen zin’ was tweemaal onderstreept.


Die nacht kon hij de slaap niet vatten. Het beeld van het meisje kwam telkens weer op zijn netvlies. Het was duidelijk dat zij in de zee van verdriet was, maar had zij al genoeg leren zwemmen om niet te hoeven verdrinken? Maar wat hij ook bedacht, al zijn levensbeschouwelijke lessen ten spijt, hij vond geen afdoende antwoord. Spontaan, maar nog met potlood, hij kon het nog altijd uitgummen, had hij geschreven dat zij het goed gedaan had. ‘Je hebt het goed begrepen. Het leven heeft alleen maar zin als je er zin in hebt. Met tegenzin wordt alles zinloos. Ik geef je een 9.’ Maar wat moest ze met die 9? Had ze hieraan wat? Kon het haar troosten? En kreeg ze daardoor niet de hoon van haar medeleerlingen, die met de lange verhalen en dikke werkstukken, die vast wel zouden vinden dat er wel erg weinig ijver voor nodig was geweest om een 9 te verkrijgen? Hoe kon hij hen uitleggen dat dit misschien wel het best mogelijke werkstuk was in haar situatie?


Vooralsnog stond de kaart op zijn schouw, voor de kerst, tussen de plaatjes van kerstbal en arrenslee, van sneeuwlandschap en dennenboom en de zich vrolijk makende kerstman. Het werd kerst en hij wist dat zij haar moeder zou missen en dat haar vader de tafel netjes zou dekken, zoals moeder altijd deed, zelfs die ene stoel die leeg zou blijven, kreeg bord en bestek en keurig een servet. ‘Voor als ze nog mocht komen’, zei vader gekscherend in een schamele poging het leed enigszins te verzachten. Het was een anker in de zee van verdriet, een vlot om zijn kinderen drijvende te houden.


Het was jaren later, het meisje was inmiddels een vrouw geworden en nu zelf moeder van kinderen toen hij een brief van haar kreeg.


Beste mijnheer


U zult zich mij misschien niet meer herinneren. Maar God wat was ik toen blij met de kaart die ik van u kreeg. U weet het vast nog wel, een beschermengel van Sulamith. Later op de tekenschool ben ik haar werk beter gaan bestuderen, nou ja bestuderen … ik verdronk gewoonweg in haar kleur en symboliek, ik dwaalde door haar sprookjes. U weet vast wel dat ook zij geen makkelijk leven heeft gehad. Was dit haar manier om te kunnen zwemmen in de zee van verdriet? Nou de mijne inmiddels wel. U zou eens moeten weten hoe vaak ik mijn moeder heb getekend ... en nog. ‘Mama, ik mis je’, schreef ik er toentertijd onder. Dat doe ik nu niet meer omdat ik inmiddels weet dat ze altijd daar is, ergens op mijn netvlies, ergens in mijn hoofd of diep in mijn hart, maar ook, zeker ook in de tekeningen van Sulamith.


Weet u, u vertelde toen dingen die we niet begrepen, dingen waar we ook wel een beetje om moesten lachen. Zoals dat liefde vuur is, dat kan oplaaien, maar ook weer kan doven en zelfs kan omslaan in het vuur van kwaadheid. Dat pijn voelt als steen, zwaar op de maag. Maar de verhalen over water waren wel de mooiste. ‘Verdriet’, zei u toen, ‘is niets anders dan water’. Ja, water. Het kan stromen, stilstaan, verdampen of bevriezen. Het kan warm en weldadig zijn, maar ook overspoelen, je kunt ernaar snakken, maar ook ervoor vluchten. Nu laat ik het maar rustig stromen omdat ik inmiddels weet dat het me ont-roert en de ruwe stenen van pijn polijst. En mocht ik ooit dan toch weer bevriezen … nou haha, dan zoek ik toch een warme plek om te smelten.


Met vriendelijke groet, uw toegenegen leerling


ronaldvanbreemen@live.nl


Naschrift


De in het verhaal vernoemde tekeningen van Sulamith Wülfing zijn terug te vinden in de biografie van Marlene Maurhoff (uitg. de Toorts 1992). Een boek om in te dwalen.


De mandala ‘De spiegel’ is eerder gebruikt bij het verhaal ‘Boos’.