Afbeelding

De tuinman en het bos

Filosofie
Die dag, een zaterdag in mei, was hij niet, zoals gebruikelijk, naar de tuin in het bos gegaan, maar samen met zijn vrouw was hij op weg naar Amsterdam. Al na de recensie (met foto) in de krant van 1 maart wilde hij dolgraag naar een tentoonstelling. Er was een kunstenaar, David Hockney, die zou schilderen als ‘V. van Gogh’. Om alle drukte een beetje te reguleren sloten ze aan in de rij van halfeen. Jona had kaartjes geregeld. ‘Rare wereld’, dacht hij nog, ‘zoveel drukte, zoveel kostbare ontsnapping aan haast, om in de stille tijd, om in de verstilling te komen.’ ‘Het was wel grappig’, zei Jona toen zij, met uitzicht op het Concertgebouw, nog in de rij stonden, ‘toen Ajax vorige week zijn feestje had, weet je wat er toen op het Concertgebouw stond … daar hoorden zij engelen zingen. Toch wel een mooi gebaar van het huis van de klassieken aan koning voetbal.’ Soms sprak ze de taal van haar vader.
‘To hear the angels sing’, dacht de tuinman, toen hij eenmaal binnen was en vol van … ja vol van wat eigenlijk … ontzag, verwondering, plezier? Ja, allemaal, maar toch vooral met een gevoel van herkenning, want dit waren de bomen die hij altijd al zag, gewoon in de bossen thuis. ‘Heb je dan nooit gezien hoe paars die stammen kunnen zijn?’, zou hij nu willen roepen, maar hij bleef stil. Op zo nu en dan een kuch en wat geschuifel na, was het ondanks de drukte stil. De visuele indruk, het kijken en het zien waren oorverdovend. Zoals ooit de ogen zich sluiten bij een mooi concert, zo sloten zich nu de oren. Het was een oorverdovend kijken.
De tuinman was vergenoegd dat hij in het introducerende filmpje Hockney, in reactie op uitspraken van Vincent, had horen spreken over ‘perspectief’. Hij had in zijn leven al menig tuintje mogen tekenen en natuurlijk geleerd over verhouding, verdwijnpunt, kleurschakering etc., maar pas nu, nu pas leek hij werkelijk te begrijpen dat het er helemaal niet zo toedoet. Dat kleur, hoogte en diepte ... het pad dat wij willen lopen, hier het bos in, verderop het hoekje om, langzaam of snel, dat al is veel meer een kwestie van beleving dan van feitelijke meetbaarheid.
En dan, dan wil je blijven in dit museum wat terug natuur is geworden. Dan wil je blijven in het koren of onder de sterren van ‘van Gogh’. Dan wil je zonnebloemen plukken en aardappels eten bij de geur van petroleum. Dan wil je gewoonweg verdwijnen in dit grote stripverhaal. Verdwalen in de bossen van Hockney. De engelen horen zingen en de kabouters zien dansen. Dan wil je blijven tot in het donker. Zelf boom worden en geduldig wachten op lente. Op deze lente.
Maar ook het asfalt thuis, het asfalt van die lange oprijlaan kreeg een ander perspectief. ‘Wie denkt dat asfalt alleen maar grijs is, heeft nooit goed gekeken’, had Hockney immers verteld en zichtbaar gemaakt. Het kon ook roze, lila of paars zijn, groen, geel of blauw. Het asfalt dat oud, moe en versleten was, vol met kuilen, barsten en los gruis en mooie plassen na regen. Het was niet handig om te fietsen, niet goed voor de banden. Het was dan ook langzaam, een beetje van links naar rechts, om de kuilen heen, dat hij fietste toen de weg haar kleuren prijsgaf. En soms leek het dan of het asfalt tegen hem sprak, over hen die kwamen en gingen, over het rumoer van buiten het bos en de rust vanbinnen. Een metafoor van verbinding.
‘Wat mooi’, zei de mandalist tegen de tuinman, toen zij samen zochten naar de mooiste kuil, naar de mooiste kleur, naar alle andere kleuren naast grijs. ‘Je begint steeds beter te begrijpen wat de mandala is.’ Even fronste de tuinman zijn wenkbrauwen en keek hem vragend aan. Ze liepen het pad met rechts het bos en links de tuin, met rechts het bos en links de werkplaats, met rechts het bos en links het monument gespiegeld in de vijver en zo verder en zo verder.
De mandalist sprak verder: ‘De mandala is niet die cirkelvormige tekening. Die tekening is slechts een verbeelding, zoals een klok niet de tijd zelf is.’ ‘In werkelijkheid’, zo zei mijn leermeester Trungpa, ‘is de mandala een nauwgezet netwerk van verbindingen. Tussen het kleine ik en de grote kosmos. Tussen bos en museum. Tussen bos en huis, tussen jij en ik en tussen ik en wij. Tussen heel ver weg en oh zo dichtbij ... tussen binnen en buiten. Tussen gisteren en nu, tussen morgen en ooit. Tussen leven en dood en zo meer en zo verder, en zo meer enzovoort. Altijd tussen verbeelding en openbaring, tussen weten en niet-weten, tussen ons en het ‘onkenbare’. Tussen bekommernis en onbekommerdheid.’
En zo liepen zij onbekommerd verder. Er bleek geen verschil tussen de bomen van Hockney en de bomen van Bieduinen. En de kleur van asfalt? Oranje. Het was laat op de middag.
ronaldvanbreemen@live.nl
Naschrift
De schildering is van David Hockney; The arrival of spring in Woldgate, East Yorkshire in 2011 (twenty eleven) 9,75 bij 3,66 meter.
‘To hear the angels sing. An odyssey of co-creation with the devic kingdom’ is van Dorothy Maclean.