Afbeelding
De Spitfire cover

De Spitfire

Korenbloemblauw

Korenbloemblauw 15

De Spitfire was met zijn ranke profiel en zijn ellipsvormige vleugels een van de beste jachtvliegtuigen ter wereld en beschikte over boordkanonnen en machinegeweren. Dit verhaal gaat deels over een Spitfire. Van Ruiselede naar Kruishoutem is zo’n twintig kilometer naar het zuiden van Oost-Vlaanderen. De gemeente ligt tussen Deinze en Oudenaarde, de heuvelrij op het grondgebied vormt de scheiding tussen de Schelde- en de Leievallei. Ze wordt beschouwd als een grensgebied van de Vlaamse Ardennen. De zon gaat op en onder in Kruishoutem, en ze zal eeuwig haar licht laten schijnen op het monument voor de gesneuvelden op het marktplein.

Etienne De Coninck kroop tijdens de oorlog door het oog van de naald

We ontmoetten Etienne De Coninck wat verder, in Waregem, op het werk van zijn kleindochter Kim. Koffie, thee, koekjes. We hadden een rustige babbel verwacht over de tijd van toen. Maar Etienne had vroeger wel een en ander meegemaakt. Eén van de ervaringen die hem nog regelmatig door het hoofd ging, was de aanval van de Spitfire. Omdat een mens soms door het oog van de naald kruipt.

‘Het ging zo vlug,’ mijmerde hij luidop, ‘het was voorbij voor ge het wist.’
Etienne was vijftien. Hij bevond zich in de buurt van een vrachtwagen die het terugtrekkende Duitse leger moest bevoorraden met dozen vlees. Vanaf wanneer besefte je dat het gevaar uit de lucht kwam als dat tegen 700 km per uur kwam aangevlogen? Wanneer de piloot een duikvlucht inzette in zijn metalen doodskist? Wanneer je de gierende motor hoorde? In alle geval: wanneer de eerste projectielen insloegen. Hij vuurde de ene kogel na de andere af. De camion vloog in brand.

‘Bang …? Nee. Ik was jong. Ik dook in een gracht en zag het in een flits gebeuren. Een prooi op het land was nagenoeg kansloos. Anderen doken in een bakoven. Daarna probeerden nog enkele mensen vlees uit de brand te slepen. Het was hopeloos. Schrijnend.’

Etienne vertelde het snel, met af en toe een wippende wenkbrauw die de ernst van de feiten onderstreepte. We kunnen ons niet inbeelden welk gevoel je bij zo’n aanval door het lijf moest gaan. Of toch, een beetje, met een tikje cynisme bijna. Ergens moest in de sterren geschreven staan dat Britse piloten geen De Coninck mochten vellen. De papa van Leentje, naamgenoot van Etienne, dook destijds in de Oostendse duinen halsoverkop in een greppel onder het vuur van een Spitfire. Leeftijdsgenoten. Overlevers.

‘Ach, elke emotie, groot of klein, moest ge leren verbijten,’ zei Etienne, ‘in een oorlog die voor velen niet die van hen was. In het begin werden de Duitsers opgehouden aan de Leie, maar wij, kinderen eigenlijk nog, dachten maar aan één ding: we hebben achttien dagen geen school. Franse colonnes trokken voorbij. Veel meer viel er niet te noteren, en misschien is het een verschijnsel van alle tijden: mijn ouders waren wel ongerust, ze hadden de Eerste Wereldoorlog meegemaakt, maar we leefden op het platteland, de inval was zo voorbij. Daarna zagen we amper iets van de bezetter. Honger hebben we als landbouwers niet geleden. De controle van de veestapel was strikt, die werd gedaan door Duitsgezinden. Neem van me aan: er waren er heel wat in de omgeving, de baan van Gent naar Kortrijk noemde men Klein Duitsland. Op school moesten we opletten wat we tegen klasgenoten zeiden wanneer hun ouders ‘Zwarten’ waren, zoals we hen noemden. En werkweigeraars werden opgeëist. Toch verliep het leven die eerste jaren globaal gezien vrij rustig, de zon kwam op en ging onder.

Alles werd anders in september ’44. Het 15e Duitse leger trok terug langs onze wegen.’ Ik probeerde me de colonnes voor te stellen met moedeloze, bange, dan weer verbitterde, wraakzuchtige manschappen, allen verenigd onder één bevel dat hen stap voor stap dichter dan ooit naar de dood zou leiden.

‘Ze zouden in Arnhem de laatste slag leveren. De soldaten speurden op hun terugtocht naar partizanen van het Geheime leger, die joegen hen immers op. De verkenningsvoertuigen van de Geallieerden waren al gepasseerd, maar ze hadden niet het grootste potentieel aan infanterie, moet ik zeggen. De Duitsers kwamen bij ons thuis zoeken en plots was de oorlog heel dichtbij. Ze waren gejaagd, nors, ze dreigden, we konden alleen maar hun bevelen volgen, zonder nadenken, daar was ook geen tijd voor. Vader met een kindje van twee op zijn arm, en ik, werden tegen de muur gezet. In een mum van tijd stond een rij Duitsers met mitraillettes in de aanslag voor ons. Het was moeder die de sfeer verlichtte, met kloppend hart en met de hand op de borst, maar kordaat: ‘Kom dan mee, kijk zelf!’ zei ze tegen de soldaten. Ze wenkte hen. Terwijl ze alle angst probeerde te verdringen, ging ze met een lantaren in de hand heel de boerderij, de slaapkamers, de woonkamer, de stallen en het erf af om te tonen dat wij niemand, nergens maar dan ook nergens verborgen. Pas dan stapten ze op.

Het lot kon aan een zijden draadje hangen. Er werden dertien burgers vermoord in het dorp, Weerstanders van elders die op het kerkhof werden begraven. Een man uit Kruishoutem die regelmatig meereed met de Duitsers, spioneerde in werkelijkheid voor de Engelsen, hij werd De Zwarte Torky genoemd. Hij zette zich in voor ons, en bekocht het met zijn leven. En aan het eind werden collaborateurs voorgeleid, onderwijzers moesten ontslag nemen, sommigen werden doodgeschoten. Een van hen was de burgemeester, een vroeger onderwijzer van wie ik nog les had gekregen.’ Een soort fatalisme in zijn blik verried dat de schuldigen waren gestraft, het was zo, omdat het zo was, een uitspraak die we in veel van deze gesprekken te horen kregen. Etienne hield een adempauze, sloot even de ogen, en keek dan weer op.

‘Dat was het,’ glimlachte hij. Nog een fotootje, daarna deed zijn kleindochter ons uitgeleide en namen we afscheid. Op de terugweg reden we door Kruishoutem en hielden we halt voor het gedenkteken. De zon scheen, het koesterde haar stralen.

Afbeelding