SONY DSC
SONY DSC

De komst van de roeken

Filosofie

Het verhaal ging eerder over de waakvlam van liefde, waarbij het de vraag was of dit kleine licht, deze kleine warmte, ook in de ruige tijden van nu zou blijven branden. Het was immers de tijd van de wolf in schaapskleren, waarbij de schapen luid mekkerend, bijna kermend vroegen om bescherming van de huilende honden. ‘Dogs’, zoals ze konden janken in de muziek van Pink Floyd (luister maar naar Animals).

‘Een beetje ongelukkig zijn hoort bij het leven’, zei de psychiater toen, in zijn verhaal over liefde. ‘Ja’, dacht de mandalist, nu, ‘ongelukkig zijn, ik ga u dat zeker niet ontzeggen. Eenieder heeft het recht op ongelukkig zijn. Stelt u zich voor dat er een wet zou bestaan, die ongelukkig zijn zou verbieden (blanke wetten hebben die neiging), hoe ongelukkig zou dat zijn?’ ‘Maar als die wet er toch zou komen’, zei de dichter, ‘die wet die onder het mom van een zekere veiligheid, mijn kleine angst, mijn kleine pijn en stil verdriet, kortom ‘mijn beetje ongelukkig zijn’, verbiedt ... wees dan op uw hoede. U zult het voelen in het kippenvel van onbehaaglijkheid, in het morrelen van opstandigheid en in een knagend geweten dat oproept tot opstaan in ongehoorzaamheid. Vertel het dan uw kinderen, vertel het de jongens en meisjes op school, leer hen over het recht op, neen, leer hen zelfs, (om in de woorden van Hannah Arendt te spreken) over de plicht tot, leer hun over ‘de plicht tot ongehoorzaamheid’. Want ongehoorzaamheid is gewenst wanneer de zwarte vogels komen. De kraaien, de raven en de roeken.’
‘Het is onvertaalbaar’, had de dichter geroepen, ‘de teksten van die man zijn net zo surrealistisch als de foto op de hoes. Allemaal erg onbehaaglijk.’ Rooks, het lied zou gaan over roeken. De roek, een vogel uit de Corvusfamilie, een geslacht van kraaien. Het was juist de foto op de hoes van de lp, die de mandalist toentertijd het winkeltje had binnengelokt. De foto van een man bedekt onder vogels. Zwarte vogels. Shearwater heette de groep. Ook al een vogel.
‘Ik ben er maar een beetje mee aan het prullen geweest’, zei de dichter, ‘maar zoals ik al zei, onvertaalbaar, zoals ook de stem van de zanger onherzingbaar is. Ik heb er dus mijn eigen woordensoep maar van gebrouwen. Ik hoop dat die zal smaken.’
Toen de roeken kwamen (De valkenier hij huilt, zijn hand beeft in de handschoen.) Het huilen van de valkenier bij het laatste klokgelui. Hand, trillend in het leer, de kleinste bel onhoorbaar. Het vertrek in verre lucht, in een nooit meer wederkeren.
Toen de roeken kwamen. Zijn hart een lege kooi, leeg van nooit meer jagen, van nooit meer kijken met de ogen van zijn vogel. Van niet meer kunnen vliegen op de vleugels van het jachtdier.
Toen de roeken kwamen. Geen tak meer teruggebracht tot de ark die hem droeg. Slechts een onvervuld verlangen gedrenkt in de wateren van verdriet, in zeeën van heimwee. Het was op de dans van de verschrikker, dat de roeken kwamen.
Natuurlijk was het maar een metafoor, een droomverhaal, een hitchcockachtige verbeelding. Een aanval van vogels, zwarte vogels.
‘Hoe zit het met jouw eigen zwarte vogels?’, zou de mandalist aan de dichter willen vragen, ‘Heb je ze zelf niet een beetje te veel de vrije hand gegeven?’ Hij bleef even stil en zag, in de met katjes getooide berk voor zijn huis, twee kauwtjes elkaar het hof maken en even verderop, hoog in een boom een ekster druk in de weer met takken. ‘Ach’, zei hij gniffelend, ‘alleen al aan de familie van kraaien hebben we genoeg om ook de verhalen van de mensen te kunnen vertellen. De kleine verhalen van hebberigheid en narcisme, maar ook die van trouw en verbondenheid. De grote verhalen van dictatuur en onderdrukking, maar ook die van opstand en verzet. Kortom in alle verhalen van liefde en verraad, in alle verhalen van liefde en overspel. Nooit is iets wat het lijkt. Iets is nooit wat het lijkt.’
ronaldvanbreemen@live.nl
Naschrift
‘Maak het verhaal wat korter’, had de schrijver deze keer gezegd, ‘dan is er meer ruimte voor het naschrift, want als we zo doorgaan dan is er niemand meer, die ons nog wil lezen, die ons nog kan volgen.’ De dichter was de enige die had geprotesteerd, hij riep nog iets over zondvloed en lijkenpikkers.
Het nummer ‘Rooks’ is van de cd Rook van de groep Shearwater. De zanger en de componist van het lied is Jonathan Meiburg. Van beroep is hij ornitholoog. Hij reist de wereld rond, het liefst langs eilanden, op zoek naar bijzondere vogels. Hij is dus een ornitholoog die mooie liedjes maakt. Of is hij een bijzondere muzikant, die ook vogels kijkt?
‘The-king-of-birds’ is de naam van de foto op het hoesje. Het is een werk van Nicolas Kahn en Richard Selesnick. (Meer van hun bijzondere kunst is te vinden op kahnselesnick.biz.)
Roeken zijn over het algemeen zeer sociale vogels die leven en broeden in kolonies. ‘Kraaien’ zijn echter niet geliefd bij valkeniers omdat zij het jachtspel aardig kunnen verstoren.
Tot slot: de mandalist gelooft (maar dat zal inmiddels niemand meer verbazen) in een ondeelbare werkelijkheid. De verhalen van en over de vogels zijn niet anders dan de verhalen die de vogels van en over de mensen vertellen. Er was eens een man die zich verbeeldde dat hij een raaf was ... en ons kwam vertellen over de dans van de raaf … (wordt vervolgd)
Dit was het derde verhaal over vogels.